Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Men [22]zal hen [23]storten door het [24]geweld des zwaards; zij zullen den [25]vossen ten deel worden. 22. Hebr. zij zullen hem storten; dat is, men zal een ieder van hen storten, enz. 23. Dat hun bloed, leven en levenskrachten, als water uitgestrot, wegvloeien en verdwijnen. Verg. 2 Sam.14:14. 24. Hebr. de handen. Zie Job 5:20. 25. Die hun verworpen, dode lichamen zullen opeten. Deze dieren waren bij menigten in die landen. Zie Richt.15:4. Verg. wijders Openb.19:21.